Bij de bushalte in Gir stond een jongen (Nitin) die een kamer voor ons had en ook de safari kon regelen voor de volgende dag. Hij had al een Frans stel, zodat we met z’n vieren de kosten van de jeep, chauffeur en gids konden delen. Onze kamer was aardig met een zitje voor de deur, z’n schoonzus kookte en z’n vader serveerde het eten. De volgende ochtend voor dag en dauw stond de jeep klaar. Het Franse stel bleek een moeder met dochter, die onophoudelijk kwebbelden en een Indiase guru, die te verheven was om te communiceren, een merkwaardig stel. Tot onze verbazing kwam er ook nog een nog merkwaardiger Zweed bij, ook geen held in de communicatie. In het Gir wildpark zagen we wel heel veel herten, pauwen, een jakhals, meer dan een glimp van een luipaard, maar…. geen leeuwen. Toen we de moed al opgegeven hadden en bijna het park zouden verlaten, was er toch nog een imposante mannetjesleeuw bereid om voor ons te poseren. Hij trok zich niets aan van onze jeep op 5 meter afstand, nam verschillende poses aan zodat we hem goed op de foto konden zetten. Toen vond hij het welletjes, draaide zich om en liep langzaam en waardig weg, af en toe achteromkijkend of hij wilde vragen: “Heb ik het goed gedaan?”. Dezelfde dag om 12 uur namen we de trein naar Somnath, een treinreis is altijd weer een belevenis, zeker als niemand Engels spreekt. In Somnath staat vlak bij zee een grote Shiva tempel, waar elke dag duizenden pelgrims komen. Het bijzondere aan deze tempel is, behalve een beroemde shiva lingam (fallus symbool) dat deze 8 keer vernietigd is door Arabische overheersers en steeds weer herbouwd. De huidige tempel is in 1950 voltooid, sinds de 18e eeuw was het een ruine.
Het is een prachtige octagonale tempel, er heerste een serene sfeer en iedereen was erg aardig voor ons. Van de mensen in het schoenenstalletje, waar je je schoenen moet inleveren, kregen we zelfs chai, indiase thee, aangeboden.
Nu zijn we een paar dagen in Diu, een vroegere Portugese enclave. Diu is een eiland zo groot als Vlieland voor de kust van Gujarat. Aaan de oostkant ligt Diu-stad, gescheiden van het eiland door een enorme muur. In de stad liggen 3 witte kerken, veel Portugese huizen, een wijk met afstammelingen van de Portugezen en een groot fort, het grootste van heel Azie. Die Portugezen konden er wat van in de zeventiende eeuw! Ze zouden alles wel wat beter mogen onderhouden, maar na de annexatie in 1962 had India daar geen geld voor. Er zijn hier maar een handjevol westerse toeristen, je komt elkaar voortdurend tegen. Het Franse gezin uit Parijs (erg aardig) die we in de minibus naar Diu spraken, kwamen we weer tegen in de ijssalon, het Japanse meisje dat we in het fort tegenkwamen bleek onze overbuurvrouw te zijn in ons hotel en een Ier, die hier 3 maanden per jaar bivakeert, komen we ook overal tegen, net een dorp. Er zijn hier wel veel hotels, maar daar komen alleen Indiers in het weekend en tijdens feestdagen. In heel Gujarat kun je nergens alcihol krijgen, alleen in Diu en nog goedkoop ook. Je ziet hier mensen al voor 9 uur ’s ochtends aan het bier! Gister zijn we naar Vanakbara geweest, een vissersdorp aan de andere kant van het eiland. Onze romantische voorstelling van vissers die aankomen en hun vis aan land brengen kwam niet uit. Bergen vis lag neergekwakt in de blubber, geen fraai gezicht!
Er is hier wel een heerlijk strand waar je goed kunt zwemmen. Maar niemand te bekennen, alleen een handje vol buitenlanders. Morgen vliegen we naar Goa, alweer de laatse week van onze reis. Het gaat nu wel snel. Groeten van ons